Lyme en terug naar de natuur

We bespraken al eerder een artikel van Petr Zeman over de toename van Lyme gevallen in Tsjechië en de mogelijke oorzaken daarvan [1]. In de afgelopen 20 jaar bleek het risico om Lyme op te lopen in Tsjechië zich in toenemende mate te concentreren rond de eigen woning, met name woonwijken aan de rand van de grote steden, en dus niet in de traditionele hoog-risico gebieden (in de bossen, op het echte platteland) waar vroeger de meeste besmettingen optraden. De tijd van het jaar waarin mensen Lyme oplopen verbreedde zich van de traditionele zomerperiode naar een tijdvak van vroege lente tot late herfst. Waar aanvankelijk vooral jonge volwassenen het slachtoffer waren, blijken nu ouderen (met name 50-65 jaar) en kinderen in toenemende mate slachtoffer en hebben patiënten tegenwoordig een bovengemiddeld opleidings- en/of inkomensniveau. Vergelijkbare ontwikkelingen zijn in veel Westerse landen waarneembaar.

Zeman probeert deze waarnemingen te verklaren met een model gebaseerd op zgn. peri- en counter-urbanisatie. Hoewel wereldwijd de trend van urbanisatie ongebroken is, zien we in de geïndustrialiseerde landen een trend om juist dichter bij de natuur, buiten de grote stad te gaan wonen – voor wie zich dat kan permitteren. Dit zorgt voor een migratiestroom tegen de algemene urbanisatie in, richting de ‘suburbs’ – de buitenwijken van de grote steden – waar het Lyme risico groter is. De veel ruimere periode van het jaar waarin mensen Lyme oplopen wijst er op dat mensen meer tijd buitenshuis zijn gaan doorbrengen wat ook het Lyme risico verhoogt. In de VS begon deze ontwikkeling rond 1970, in Europa wat later en in de voormalige Oostbloklanden rond 1990 – wat samenvalt met een sterke toename van het aantal Lyme gevallen.

Het statistische model kan de waargenomen trends goed verklaren. De verschuiving in risicoleeftijd komt simpel gezegd doordat jonge volwassenen verhuizen naar de grote steden voor werk, en ouderen die minder gaan werken of met pensioen gaan en gezinnen met kinderen verhuizen naar de periferie. Bovendien hebben de laatstgenoemde groepen meer tijd voor recreatie buitenshuis. In tegenstelling tot vroeger is wonen op het platteland (maar wel dicht bij de stad) of in de buitenwijken steeds meer een privilege voor de meer welgestelde burgers.

Of het model dé verklaring is voor de sterke stijging van het totale aantal Lyme gevallen valt te betwijfelen aangezien de peri-urbanisatie stroom relatief zwak is vergeleken met de algemene trend. Als ik naar mijn eigen regio kijk (Zeeland, waar het aantal Lyme gevallen sterk is toegenomen) waar de meeste mensen eigenlijk altijd relatief dicht bij ‘de natuur’ woonden, dan heb ik zo mijn twijfels. Als je 1-2 generaties teruggaat in de tijd, lijkt zowel de plek waar mensen wonen als hun activiteiten buitenshuis me tegenwoordig niet opvallend ‘riskanter’ dan vroeger. Je zou dan eerder denken dat er iets anders veranderd is wat voor een veel hoger risico zorgt. Helaas ontbreken in Nederland betrouwbare statistische gegevens waardoor een degelijke analyse van de trends onmogelijk is.

Onderzoek op het gebied van ‘One Health’ laat zien dat ecologische verstoring (verschraling en vernietiging van ecosystemen, moderne landbouw, milieuvervuiling, stress bij allerlei organismen, enz.) een uiterst belangrijkste factor is bij de wereldwijde toename van allerlei infectieziekten. Teken en aanverwante organismen spelen bij deze ontwikkelingen een belangrijke rol [3].

(N.H., september 2014)