Wandelende dierentuin

Teken zijn na muggen wereldwijd de belangrijkste overbrenger van infectieziekten bij mensen en dieren; op het noordelijk halfrond zijn teken zelfs nummer 1 bij het overbrengen van ziekten op mensen. Teken kunnen verschillende pathogene (ziekte-verwekkende) bacteriën overbrengen, waarvan bijna ieder jaar wel nieuwe voorbeelden ontdekt worden. Behalve deze pathogene bacteriën bevatten teken ook nog allerlei endosymbiotische bacteriën (die voor de teek zelf van belang zijn) en andere pathogenen zoals protozoa en virussen. De meeste van deze micro-organismen zijn niet te kweken, meestal is er weinig over bekend en vaak zijn er ook geen tests om een eventuele besmetting van een patiënt na een tekenbeet te kunnen vaststellen.

Hoe weinig we nog weten wordt duidelijk uit een Chinese publicatie uit augustus 2014 [1] waarin onderzoekers via 16S rRNA sequencing het microbioom (alle aanwezige bacteriesoorten) van de teek Ixodes persulcatus analyseerden. Deze teek is een Euraziatisch familielid van onze Ixodes ricinus (harde teken zoals de ‘schapenteek’). De onderzoekers bepaalden het microbioom van de teek voor resp. na een bloedmaaltijd, en welke bacterie soorten aanwezig waren in ratten die door de teken gebeten waren. Tijdens de bloedmaaltijd veranderen de in de teek aanwezige soorten en aantallen bacteriën soms aanzienlijk, wat een relatie suggereert met het overbrengen van die soorten op de nieuwe gastheer.

Vóór en na de bloedmaaltijd werden 373 respectievelijk 289 verschillende bacteriesoorten gevonden in de teken. Van 237 (!) soorten is aannemelijk dat ze door een tekenbeet worden overgebracht op gewervelde organismen zoals in dit geval de rat. De meeste soorten zullen vermoedelijk snel door het afweersysteem van de gastheer geëlimineerd worden, maar u begrijpt dat er ruimte blijft voor problemen. Per bacteriesoort kunnen meerdere varianten en talrijke exemplaren aanwezig zijn; het aantal Borrelia bacteriën in één teek kan bijvoorbeeld oplopen tot meer dan 100.000. En we praten hier alleen nog over bacteriën, niet over de virussen en protozoa die teken ook met zich mee dragen maar die met de hier gebruikte methode onzichtbaar blijven.

Welke pathogenen worden aangetroffen is o.a. afhankelijk van de tekensoort en omgevingsfactoren, maar in grote lijnen zal het beeld bij onze schapenteek weinig anders zijn. In dit onderzoek bleek Borrelia burgdorferi het belangrijkste pathogeen (aanwezig in 43% van de teken), gevolgd door Anaplasma phagocytophilum (5%). Co-infecties (verschillende pathogenen in dezelfde teek) kwamen regelmatig voor. Wanneer een patiënt met verschillende pathogenen besmet wordt, kan dit ernstiger klachten veroorzaken en diagnose en behandeling bemoeilijken. Pathogenen die relatief weinig voorkomen in de teek kunnen toch belangrijk zijn als ze ernstige ziektes kunnen veroorzaken; dit geldt bijvoorbeeld voor Ehrlichia en Yersinia soorten die bij dit onderzoek werden aangetroffen.

Bij een recent Europees onderzoek [2] werden teken getest op 37 verschillende pathogenen door middel van micro-arrays. Dat onderzoek was op zich al een sprong voorwaarts vergeleken met traditioneel epidemiologisch onderzoek – waarbij meestal op slechts enkele pathogenen getest werd – maar blijkt nu ook slechts een klein stukje van de tekenbeet puzzel te vertegenwoordigen. Een vergelijking met wat u na een tekenbeet bij de huisarts kunt laten onderzoeken zullen we maar helemaal achterwege laten. Ondanks felle tegenstand in medische en ambtelijke kringen verwachten we dat vergelijkbare ‘next generation sequencing’ technieken binnen een aantal jaren ook bij diagnose van menselijke tekenbeet patiënten een rol gaan spelen. Dan zal ongetwijfeld blijken dat het probleem van tekenbeetziekten veel groter is dan nu beweerd wordt door ‘de deskundigen’.

(N.H., oktober 2014)